Door: Frans van Hilten. Heel eerlijk gezegd was mijn eerste gedachte bij de combinatie Canto Ostinato met Indiaas-geïnspireerde dans: is dat wel zo’n goed idee? Maar de immens populaire composities van Simeon ten Holt en de bewegingen uit tempeldans Bharatanatyam blijken geknipt voor elkaar. Dat bewezen de strijkers van Matangi Quartet en de dansers van Kalpanarts in de voorstelling SIMEON tijdens Festival Classique 2017.
De voormalige Lourdeskerk in Scheveningen: een sober, maar monumentaal gebouw van architect Kropholler met moderne glas-in-loodramen. Matangi Quartet, in een hoek achter op de grote dansvloer, zet een rijke en gelaagde Canto Ostinato in. Drie jonge vrouwen in identieke jurken dansen. Het ritme in vijf tellen wordt benadrukt door veel stampen met de blote voet en zich herhalende gebaren.
“Wat de arrangeur heeft gedaan grenst aan heiligschennis, maar werkt uitstekend”
Voor het westers oog ziet dat er heel Indiaas uit, maar naarmate je langer kijkt, merk je dat de geritualiseerde bewegingen uit de tempeldans hier ingebed zijn in bredere elementen uit de moderne dans. Net als in de muziek verschijnen en verdwijnen er steeds elementen. In wisselende constellaties vullen de danseressen elkaar aan of stoten ze elkaar uit.
Cadans valt stil
Het mooie aan Canto Ostinato is dat je – anders dan bij de meeste klassieke werken – vrij ongestraft kunt husselen met de repetitieve delen. Arrangeur Marijn van Prooijen heeft de Canto niet alleen voortreffelijk bewerkt voor strijkkwartet, hij heeft ook iets gedaan dat wellicht grenst aan heiligschennis, maar uitstekend werkt: hij laat de hypnotiserende cadans af en toe stilvallen. Na zo’n intermezzo bouwt de muziek langzaam weer op naar het oude ritme en vaak naar een climax. In één van de onderbrekingen speelt de cello een sitar-achtige melodie: India komt dichterbij dan ooit.
Uitputtingsslag en big bang
Het tweede stuk, Lemniscaat, is iets complexer van ritme. Een grotere groep dansers beweegt in een cirkel in geritualiseerde bewegingen. Telkens valt één persoon buiten de groep en keert er na verloop van tijd in terug. De verhouding van individu tot de groep en de druk van het dagelijks leven is dan ook onderwerp van de voorstelling. Hoe ver die druk gaat blijkt als de dansers het aan het eind van het stuk één voor één begeven.
Artikel gaat verder onder de foto

Maar die uitputtingsslag vindt pas plaats als ook bij het publiek een zekere murwheid begint op te treden. Daar ligt meteen de enige makke aan SIMEON: beide stukken zijn erg lang. Canto Ostinato lijkt, kort na het melodische hoogtepunt van de compositie, te eindigen in een prachtig surrealistische big bang met opengesperde monden, maar kabbelt daarna nog een tijdje voort.
Echte mix
Toch is SIMEON een voorstelling die raakt en ertoe doet. Hoe veel er ook gesproken wordt over culturele smeltkroezen en multiculturele expressie, er zijn maar weinigen in de culturele sector die een echte mix durven te maken én daarmee publiek uit verschillende culturen aanspreken.
Dat is een bijzondere verdienste van choreografe Kalpana Raghuraman. Enerzijds presenteert haar werk Indiase dans aan een westers publiek op een manier die ver voorbij traditie en folklore gaat; anderzijds biedt zij de Hindoestaanse gemeenschap in Nederland het inzicht dat de bewegingstaal van de Bharatanatyam ook voor andere dan religieuze expressie kan worden ingezet. En dat vergt moed, van choreografe en van dansers.
SIMEON, Kalpanarts en Matangi Quartet.
Gezien 22 juni, Festival Classique, Den Haag.
Nog te zien 30 juni Openluchttheater Vondelpark Amsterdam, 31 augustus Dansgala Free to Move, Zuiderstrandtheater Den Haag. Daarna theatertour van oktober 2017 tot en met april 2018.
