Update. Albert Uderzo, oorspronkelijk striptekenaar van Asterix, is 24 maart 2020 op 92-jarige leeftijd overleden. Hopelijk richt hij aan gene zijde een klein banket aan samen met scenarist René Goscinny, met wie hij de legendarische stripreeks opstartte. Inmiddels zijn er opvolgers; onderstaand een recensie van het voorlaatste deel.
Martijn van Hasselt haakte af bij de Asterix-albums na de dood van scenarist Goscinny. kunstHart vroeg hem het nieuwste deel te lezen, geschreven en getekend door een nieuw duo. Martijn stemde in – met de ergste voorgevoelens.
*
Ik begon met gepaste tegenzin aan de laatste Asterix (nummer 37: De Race Door De Laars). Full disclosure: ik ben afgehaakt bij Asterix In Indusland, het vierde solo-album van tekenaar Uderzo. Op de kop af dertig jaar geleden, dus.
Eigenlijk was het al vanaf De Broedertwist, Uderzo’s eerste Asterix-album na scenarist Goscinny’s overlijden, duidelijk dat Uderzo niet – en dan druk ik me nog héél diplomatiek uit – diens spitsvondigheid in vertelkunst had. De meeslepende vlotheid van verhalen, plottechnische slimmigheden, archetypische personages en de woordgrappen en culturele verwijzingen (die vertalers vaak tot wanhoop brachten) waren vervangen door te groteske visuele pastiches, moderne referenties die er met een moker ingeramd werden en kinderlijke lach-of-ik-schietgrappen.
Alle vreugde, al het enthousiasme, alle magie was weg.
Fileren, zou ik het album. Tot op de laatste papierreep verzengen met in vitriool gedoopt venijn
Toen Frans mij dan ook vroeg een recensie te schrijven van de nieuwste Asterix, was mijn eerste neiging (en actie) om hem te melden dat er wat mij betreft helemaal geen Asterix-albums bestáán van na 1979. Maar al snel sloeg mijn inherent snobisme om naar een (nog veel sterker ontwikkelde) voorliefde tot het leveren van zielvernietigende, hoopverpletterende en ambitiecastrerende kritiek.
Fileren, zou ik het album.
Tot op de laatste papierreep verzengen met in vitriool gedoopt venijn.
Ik zou een potentieel lezer zich tot op het bot beschaamd doen voelen om het slechts overwegen van een gedachte tot kijken naar de kaft van dit album.
En dus zette ik mij aan mijn onwelgevallige taak.
It’s a rotten job, but someone’s got to do it.
Ik zat ernaast.
Schot in de rosa
Asterix: De Race Door De Laars is een schot in de rosa (rosae, rosae, rosam, rosa). Het grijpt je meteen met een pakkend begin dat de juiste urgentie aanboort en het ‘grote’ plot aankondigt voordat we overschakelen naar de alledaagse beslommeringen in Armorica.
En voordat we het weten zijn Asterix en Obelix mededingers in de Giro d’Italia avant la lettre, met een mengelmoes aan kleurrijke internationale concurrenten en een Romeinse intrigant waarvan lang onduidelijk blijft of ‘hij’ het nou is of niet. Het plot is vrij minimaal, maar de snelheid en de grapdichtheid zodanig hoog dat verdieping echt niet gemist wordt.
een waarschuwingsbord dat ‘het Romeinse legioen hier voor uw veiligheid de regio pacificeert’
De vele visuele knipogen (vooral naar een groot aantal Italiaanse bekendheden) en verwijzingen naar Italiaanse clichés worden op een gelijke manier geponeerd als in de oude serie, dat wil zeggen niet subtiel, maar ook weer niet met een groot uithangbord ‘DIT IS GRAPPIG’ ernaast, en dat blijft werken. Zelfs op mijn gevorderde leeftijd zorgden het gastoptreden van de Mona Lisa en een waarschuwingsbord dat ‘het Romeinse legioen hier voor uw veiligheid de regio pacificeert’ voor een grote glimlach.
Ook de identiteit van de antagonist van het verhaal, de geheimzinnige coureur Coronavirus, is leuk uitgewerkt, met een dubbele bodem die een knikje van appreciatie waard is.
Herhaling van zetten
Natuurlijk blijven er kritiekpunten: ik noemde het minimalistische plot al dat er voor zorgt dat het verhaal vrij episodisch overkomt (‘en toen…en toen…en toen…’), maar belangrijker is dat er wel erg geput is uit de oude bron.
Overduidelijk is de inspiratie voor dit album het op alle vlakken superieure De Ronde Van Gallia. De leitmotivische grap van de in pictogrammen sprekende Koush prinsessen doet teveel denken aan de tekstballonnen van de Egyptische legioensoldaat Tennis uit Het 1ste Legioen. De flegmatische Britten zijn exact weer zo flegmatisch als in In Britannië. En zo voort.
Ja, Asterix heeft altijd voor een groot deel uit clichés bestaan, en dat is helemaal niet erg. Maar zo op een grote hoop gegooid voelt het teveel als een herhaling van zetten of een ‘more is better’ benadering, en is de kracht van de – op zich dus helemaal niet ongrappige – clichés duidelijk minder.
Klassieke introductie
En hier is misschien wel mijn belangrijkste pijnpunt….WAAR IS DE KLASSIEKE INTRODUCTIE GEBLEVEN? Het verhaal begint zo plotsklaps dat ik daadwerkelijk even terugbladerde (al wist ik eigenlijk wel beter) om te kijken of ik de pagina misschien overgeslagen had, of dat er misschien twee bladzijden aan elkaar gekleefd zaten.
Maar nee. Niets van dit alles. Het mist.
En het voelt kaal.
Een Asterixverhaal zonder dit beginnen voelt als een Bondfilm zonder pistoolloop, of Star Wars film zonder de voorafgaande zoeklichten van Twentieth Century Fox (dit laatste is helaas al een feit sinds de nieuwste trilogie).
Maar toch.
Maar toch, maar toch, maar toch.
Na de grote droogte van Uderzo, voelt de aanpak van het nieuwe team van Conrad en Ferri misschien niet als een frisse wind, maar althans als een ‘return to form’.
Ik had eerlijk gezegd geen idee dat de serie intussen door een ander team was opgepakt: Jean-Yves Ferri (scenarist) en Didier Conrad (tekenaar), waarvan ik alleen de laatste ken als tekenaar van de briljant anarchistische stripreeks De Onnoembaren. Ik ben verder niet bekend met andere van hun wapenfeiten.
In de huid van Goscinny
Maar het blijkt dat Didier Uderzo’s dynamische stijl volledig onder de knie heeft. En Ferri, zo blijkt, kan prima in de huid en gedachtewereld van Goscinny kruipen.
Totaal onverwacht blijkt Asterix een ‘second wind’ te hebben gekregen.
De verkoopcijfers lijken dat te ondersteunen.
En ik heb weer een verlengstuk van mijn jeugd.
Broeva! Haro!
