Door: Frans van Hilten. Ik moet een jaar of tien geweest zijn, toen mijn pianolerares mij eenvoudige stukjes opgaf van een Hongaarse componist van wie ik nog nooit gehoord had. Béla Bartók veroverde direct mijn hart met muziek, gebaseerd op meeslepende volksmuziek, maar toch altijd onvoorspelbaar en een tikje schurend. Die volksmuziek had hij voor het nageslacht bewaard door in de eerste jaren van de twintigste eeuw met een fonograaf langs Hongaarse dorpen te reizen en liederen op te nemen.
“Mijn klasgenoot Bart weigerde te geloven dat er iemand met zo’n naam bestond”
Ik ontdekte zijn orkestmuziek, werd verliefd op de Danssuite en het Derde Pianoconcert en hield zelfs een spreekbeurt over de man, van wie mijn klasgenoot Bart aanvankelijk weigerde te geloven dat er iemand met zo’n naam bestond. Intussen bleef ik pianostukken spelen. Stevig hameren konden die soms, en toen een Berendans mijn vader wat te gortig werd, kreeg ik nooit meer Bartók op les. Jammer en ook helemaal niet mijn vaders bedoeling.
Zelden uitgevoerd
De grotere orkestwerken van Bartók worden niet vaak uitgevoerd en ik was dan ook direct alert toen ik las dat het Residentie Orkest zijn Concert voor orkest zou spelen. Een monumentaal werk, net als het Derde Pianoconcert geschreven vrij kort voor zijn dood, melodieuzer dan zijn vroege, soms wel erg rauwe stukken.
Naast Bartók klinken vanavond Beethoven en Liszt en die combinatie lijkt nu niet bepaald voor de hand te liggen. Het orkest begint onder leiding van Antonio Mendez met Les préludes van Franz Liszt, een orkestwerk waarin de vroegere “klavierleeuw” zich van zijn poëtische kant laat zien. De nog vrij jonge Mendez (1984) dirigeert geconcentreerd en transparant. De diversiteit en klankrijkdom van het orkest komen hier al mooi tot hun recht.
De handen van Nino Gvetadze
De Georgische pianiste Nino Gvetadze vertolkt het Tweede Pianoconcert van Ludwig von Beethoven, die ook begon als virtuoos concertpianist en zich ontwikkelde tot steeds romantischer componist. Het eerste deel is heel klassiek, bijna Mozart, de latere delen dramatischer en onmiskenbaar Beethoven. Gvetadze en Mendez zijn een goed team, licht en energiek. Het is een vreugde de ranke handen van de pianiste vingervlug en trefzeker aan het werk te zien.

“Nooit beseft dat de altviolisten in deze passage op hun instrumenten raggen alsof het elektrische gitaren zijn”
Aus Greidanus sr., voormalig artistiek leider van Toneelgroep De Appel, praat deze avond stukken aan elkaar in de vorm van een bespiegeling door een wat weemoedige, oudere Bartók. Nu blijkt er toch wel een lijn te zitten in de componisten: voormalige pianovirtuozen voor wie geleidelijk aan het componeren steeds belangrijker is geworden. Greidanus’ Bartók herinnert zich onder andere het concert dat hij zelf gaf met het Residentie Orkest in 1939 in het Kurhaus.
Nu is de componist gevlucht voor de nazi’s, die zijn muziek niet vreten, en zit ziek en wel in Amerika. Greidanus brengt het goed, al denk ik dat de echte Bartók minder terugblikte en meer gedreven was, opgejaagd door alles wat hij nog wilde doen in steeds minder tijd.
Showcase voor het orkest
Want in Amerika breekt hij pas kort voor zijn dood door met een opdrachtwerk, het Concert voor orkest. Eigenlijk een vreemde titel. Normaal spreek je van bijvoorbeeld een vioolconcert, dat wil zeggen orkest plus viool; zonder solo-instrument hebben we het over een symfonie. Zo niet bij Bartók. Hij wilde bewust laten horen hoe álle instrumenten kunnen soleren binnen eenzelfde werk.
Als je dit magnum opus hoort, begrijp je niet waarom orkesten het niet veel vaker uitvoeren. Het is een prachtige showcase voor het symfonieorkest, dat nu eens sferisch, dan weer bijna dansend al zijn instrumenten voor het voetlicht kan brengen, van viool tot basfagot, van twee harpen tot tuba-met-enorme-demper. Daarbij valt op hoe sterk het orkest na een aantal moeilijke jaren klinkt en hoe goed het dus is, dat zij ondanks de bezuinigingen de grootte van een volwaardig symfonieorkest hebben behouden. Het Residentie Orkest krijgt in alle opzichten het podium en benut dat ten volle.
Uche
Jammer is het werkelijk buitenproportionele gehoest in de zaal. Floris Kortie beweerde eens in tv-programma Podium Witteman mensen meer hoesten in de concertzaal dan daarbuiten, maar is het nu werkelijk zo moeilijk dropjes of iets anders mee te nemen als je naar een concert gaat?
Ik haal thuis na afloop twee dingen uit de kast. Een lp van het Concert voor orkest, die ik nog eens met nieuwe oren moet beluisteren. Nooit beseft dat dit geluidje hier de harpen zijn, of dat de altviolisten in deze passage op hun instrumenten raggen als waren het elektrische gitaren. Het andere is het enorm gesleten pianoboek For Children. Hoog tijd voor een stukje spelen.
Gehoord: vrijdag 2 december, Zuiderstrandtheater, Den Haag
Radio 4 luistertip
Maandagavond 5 december is dit concert uitgezonden bij MAX op Radio 4. Het is op de website terug te luisteren!

Foto boven: Béla Bartók neemt volksmuziek op met een fonograaf (bron: Wikimedia commons)
Mooi stuk Frans! Het was voor het eerst dat ik Concert voor orkest van Bartok live kon horen. Onlangs ook eindelijk het 3e pianoconcert van Bartok live kunnen meemaken (Helene Grimaud met Rotterdam Philharmonisch). Eind januari weer klassieke muziek uit de 20e eeuw door het Residentie Orkest: 15e symfonie van Shostakovich. Ook een stuk met veel ruimte voor solisten. Goed dat ze wat moderner programmeren.
LikeLike
Dank Rob! En wat jammer dat ik het Derde Pianoconcert heb gemist. Dat begin… een man oog in oog met het naderende einde. En tegelijkertijd een concert uit liefde geschreven: de pianopartij is relatief makkelijk, als cadeautje aan zijn vrouw, die niet zo heel virtuoos piano speelde. Bij Sjos ben ik er weer!
LikeLike