Door: Frans van Hilten. Wat vind je nú van een boek dat in je jonge jaren veel indruk op je maakte? Vandaag keer ik terug tot… Terug tot Ina Damman – de geschiedenis van een jeugdliefde (1934) van Simon Vestdijk.

Zo nu en dan herlees ik een boek dat me als scholier diep raakte. Dat kan aardig tegenvallen. Kleider machen Leute van Gotfried Keller vond ik toen prachtig, maar dat zal er vooral mee te maken hebben gehad dat ik net zo verliefd was op een meisje van dansles als de hoofdpersoon op zijn Nettchen. Aangedikt sentiment en klucht, veel meer is het niet.

Dat is wel anders bij Terug tot Ina Damman. Natúúrlijk maakte ook dat boek grote indruk op tiener Frans, want het ging over een hopeloze liefde in middelbare schooltijd – over mij dus! Vestdijk schreef een hele cyclus boeken over hoofdpersoon Anton Wachter, maar dit derde deel werd veruit het beroemdst.

Vent!

Ik ontdekte bij herlezing veel wat ik vergeten was. Het boek begint helemaal niet met het ongrijpbare meisje Ina, maar met de wrede pesterijen op school. Antons pas overleden vader noemde hem wel eens “vent” en dat woord hebben de schooljongens gehoord.

Anton gaat op school dus door het leven als “vent” en hoe meer hij door de grond wil zakken, hoe leuker zijn kwelgeesten het vinden. Sommigen maken rijmpjes op hem, vrienden verraden hem om erbij te horen en “kleine, vlugge jongens” dansen om hem heen. Stuk voor stuk typetjes waar ik mijn eigen schoolgenoten, zij het niet één op één, in herkende.

Ook andere gebeurtenissen horen onmiskenbaar bij die puberjaren: het dwepen met een bepaalde leraar, meneer Greve;  verhitte gedachten aan de vroegere huishoudelijke hulp Janke, die hij zich als puber nu opeens herinnert in al haar vrouwelijkheid; schaamte voor het eigen uiterlijk en boosheid op zijn moeder, die die schaamte onzin vindt. Het plaatst de jeugdliefde die eraan komt in een duidelijke context.

Note Book met Duitse letters

Als in het tweede jaar Ina Damman op school komt, verandert alles. Met veel moeite weet Anton het zo ver te brengen dat hij haar iedere dag naar de trein mag brengen. Ongemakkelijk. Hij draagt haar tas, doet pogingen een gesprek aan te knopen. Zij blijft beleefd, maar dat is het ook.

Anton mythologiseert alles wat hij met Ina meemaakt. Probeert haar gezicht te visualiseren. Schrijft in een bruin Note Book met Duitse (gotische) letters alles op wat ze heeft gezegd. Natuurlijk sprak ook dat mythologiseren me vreselijk aan als scholier: het was me niet vreemd dagelijks op te schrijven of de betreffende “ze” van dat moment me aandacht had gegeven – of koel en onverschillig bleef, als Ina.

Na een avond op de kermis valt het doek – Ina heeft tegen haar vriendinnen gezegd:

‘Blijven jullie alsjeblieft bij me, want straks komt die vervelende jongen er weer aan.’

Je voelde Ina’s onverschilligheid als lezer natuurlijk allang, maar nu valt alles op zijn plaats en Antons wereld stort in.

De fietstocht

Maar hij komt terug. Na een vechtpartij om een erezaak is Anton het jaar daarna ineens een bescheiden held op school. Een zekere Marie dingt naar zijn gunsten en hij vindt haar niet onaardig – tot er tijdens de jaarlijkse fietstocht naar de hunebedden iets teveel herinneringen aan het vorige jaar terugkomen, toen hij naast Ina fietste.

Ook die herinneringen zijn weer aan een symbool gekoppeld – een menuet van Haydn dat hem te binnen schiet en dat onlosmakelijk met Ina verbonden is. Met Marie zoenen kan hij zich plotseling niet anders voorstellen dan als

“de mogelijkheid om een hele snikhete middag achter elkaar roomijs te eten, bij een karretje….”

Het is een voorbeeld van Vestdijks taalgebruik: alledaags, maar zeer beeldend.

De mooiste slotzin

Maar het kan ook anders. Adolescent Anton beleeft alles intens en compromisloos en Vestdijk past de taal aan zijn stemming aan, zoals blijkt uit dit fragment. Na de fietstocht gaat Anton gaat naar huis, verlangt alleen nog maar naar zijn moeder en zijn bruine Note Book. Hij opent het tuinhekje en loopt naar de voordeur. En dan komt die waanzinnige slotzin:

“Maar zijn voeten raakten zwaar de aarde, zwaar en knarsend op het kiezel, alsof zíj het alleen hadden te bepalen hoe onwankelbaar trouw hij blijven zou aan iets dat hij verloren had, – aan iets dat hij nooit had bezeten.”

Als ik dit boek lees – en het leest heerlijk weg – voel ik me teruggevoerd tot mijn tienertijd en dat is razend knap. Maar eigenlijk nog knapper is, dat het me toen al zo raakte. Vestdijk schreef het boek als dertiger en was zelf geen leraar. Als volwassene vóór de Tweede Wereldoorlog een boek schrijven waar een tiener rond 1990 zich in herkent, dat is meesterlijk – dat is grote literatuur. Lezen die handel!

Welk dierbare boek heb jij nog eens herlezen en wat vond je er nu van?

Beeldje van Anton Wachter in Harlingen, waar Vestdijk deels opgroeide
Beeldje van Anton Wachter in Harlingen, waar Vestdijk deels opgroeide – bron: Wikimedia.org

(headerfoto: Terug tot Ina Damman, eerste druk)

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.