Door: Eveline van Hilten-Rutten. Klassiekers worden vaak gezien als “een veilige keus”. Voor programmerende theaters, die zeker zijn dat er meer dan tien mensen in de zaal zitten. Voor productiehuizen, die zeker weten dat ze een groot deel van hun kosten terugverdienen. Voor het publiek, dat gegarandeerd een goede avond gaat beleven – het stuk heeft zich immers al bewezen door de tijd.

Toch zijn klassiekers lang niet altijd makkelijk om te spelen. Wanneer stop je met het bewerken van het stuk? Hoe maak je het eigentijds zónder afbreuk te doen aan ‘de grote meester’? Hoe zorg je dat een dagvullend theaterstuk niet saai wordt voor een publiek dat gewend is aan de snelheid van Netflix?

King Lear, de tragedie van Shakespeare die dit najaar wordt opgevoerd door Toneelgroep Maastricht, heeft de juiste balans. Het is een klassieker zoals een klassieker hoort te zijn: vertrouwd eten met een nieuw sausje. De tekst is poëtisch en beeldend (maar rijmt gelukkig niet), en het toneelstuk is ‘slechts’ met een derde ingekort, zodat je er bijna drie uur over doet om bij het einde te komen. Maar eentonig wordt het niet, deels door de modern aandoende enscenering en de muzikale omlijsting, grotendeels door het goede spel van een topcast.

Veel gedoe om geld

Het verhaal van King Lear bestaat uit twee parallelle verhaallijnen rondom het thema ouderdom en erfenis, die pas halverwege kruisen. Het hoofdverhaal is dat van koning Lear en zijn drie dochters. De oude koning van Engeland wil vóórdat hij sterft alvast zijn rijk verdelen onder zijn dochters. Hij hoopt zo gedoe om geld en macht na zijn dood te voorkomen. Maar uiteraard gaat dit mis en het rijk wordt verdeeld onder twee van zijn dochters; de derde wordt verbannen naar Frankrijk. Koning Lear gaat beurtelings bij zijn twee dochters en hun echtgenoten wonen, zo is de afspraak. Maar zij wensen niet hun leven op te geven voor een grillige oude heer, en willen eindelijk van hun machtspositie gebruikmaken. Koning Lear is op zijn beurt niet gewend dat hij op de tweede plek komt.

Toneelgroep Maastricht, Koning Lear. Foto Ben van Duin
Toneelgroep Maastricht, Koning Lear. Foto Ben van Duin

Koning Lear geldt als een zeer uitdagende rol om te spelen. Huub Stapel vertolkt zijn Lear in een mix van kwetsbaarheid en nonchalante brutaliteit, die soms wat over de top aandoet. Maar zijn spel doet bij vlagen ook denken aan karakterverandering die ontstaat bij mensen met dementie. Hiermee krijgt de voorstelling een rauw en eigentijds tintje. Als je het filter van dementie over koning Lear plakt, zie je hoe moeilijk het is om liefdevol te blijven naar iemand die steeds minder zichzelf lijkt te zijn. Maar ook hoe koning Lear worstelt met zichzelf, met de nar als vertegenwoordiger van zijn verdwenen ratio. De voorstelling maakt schrijnend duidelijk hoe moeilijk het is om om te gaan met de grilligheid, zowel voor de verzorgde als voor de verzorgende.

Waar twee samenkomen

Het parallelle verhaal krijgt in veel moderne bewerkingen minder aandacht, maar is in deze regie grotendeels overeind gelaten. Het draait om de graaf van Gloucester (zeg: Gloster) en zijn twee zoons met de namen Edgar en Edmund. Zoon Edgar is wettig, zoon Edmund is een bastaardzoon. Gedrieën vormen zij een spiegel voor het verhaal van koning Lear en zijn dochters. Edmund aast op de erfenis, die hij als bastaardzoon nooit zou krijgen. Daarom maakt hij zijn halfbroer Edgar verdacht, met het gewenste resultaat: Edgar wordt verstoten. Edgar en Koning Lear komen elkaar halverwege het stuk tegen. Edgar, die verstoten en onterfd is, doet alsof hij gek geworden is en leeft in de bossen; Koning Lear, verstoten omdat hij voortijdig zijn erfenis regelde, is gek geworden en kan alleen nog naar de hut van Edgar. Een prachtscène, met storm en al, die wat mij betreft qua beklemming en dramatische ironie een van de hoogtepunten van de voorstelling vormt.

De try-out die ik zag was de allereerste. Maar dat was aan het spel nauwelijks af te zien. De acteurs, veelal oudgedienden in het vak, spelen hun rol met verve. Een speciale vermelding verdienen Porgy Franssen als graaf van Gloucester en de twee Vlaamse acteurs: Dirk Roofthooft (Edgar) en Dries Vanhegen (grappige dienaar Kent, inclusief West-Vlaams accent). Vooral was ik verrast door het spel van Wilfried de Jong. Hij is beter bekend als presentator van tv-programma’s maar blijkt prima in staat de commentator-rol van nar op zich te nemen. De dames vallen in het begin wat meer weg, maar bewijzen hun talent na de pauze, wanneer ze langzaam Engeland (en het toneelstuk) van hun echtgenoten overnemen.

“Tegenslag als brandstof. Tot je zelf niet meer weet waar die brandstof vandaan komt. Dat is het moment waarop theater meer wordt dan amusement.” Zo spreekt de regie van Toneelgroep Maastricht in het boekje bij de voorstelling. Brandstof is er in deze tragedie meer dan genoeg. Stof om over na te denken ook. Deze versie van King Lear is, kortom, een must-see voor iedereen die houdt van een klassiek toneelstuk.

 

 

 

 

 

 

 

 

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.