Christina Schönbach woont sinds 2016 in Griekenland, waar zij verbonden is aan de operastudio van Patras. Zij observeert met verwondering het Griekse culturele leven.
Als niet-Grieken laten we ons gemakkelijk verleiden om de moderne Grieken concepten uit de Oudheid toe te schrijven. Zo leef ik sinds ruim een maand als sopraan ‘in het land van de Muzen’ – een opmerking die bij de Grieken veelal gegniffel oproept. Toen Obama de Grieken vorige week prees voor hun uitvinding van ‘Demokratia’ stootte dit op een beschaamd applausje terwijl premier Tsipras zichtbaar tegen de slaap vocht.
Want de moderne Griek ziet zich niet als een rechtmatige erfgenaam van de antieke voorvaders. De eeuwenlange periode van Ottomaanse onderdrukking, gevolgd door burgeroorlogen, slachtingen door de Duitsers, militaire regimes, opstanden en de traumatische ervaringen binnen de EU en met de eigen corrupte politici, hebben een veel grotere betekenis voor de identiteit van de huidige bewoners.
“Een ophoping van donkere nep-stenen façades slaat mij tegemoet, afgewisseld met gouden ornamenten, spiegels, frutsels en tierelantijnen”
De eerste opera (‘Dafne’ door J. Peri) werd in 1597 in Florence vertoond, naar het model van de Griekse tragedie – met de combinatie van theater, dans en zang. Griekenland zelf had daar echter niets mee te maken. Dat bevond zich toen vast in Ottomaanse handen. Het zou geen deel uitmaken van de Verlichting die in West-Europa haar intrede deed. Zodoende zouden ook de ontwikkelingen binnen de muziek, inclusief opera, aan het land voorbij gaan.
Na de bloedige onafhankelijkheidsstrijden in de 19e eeuw, verspreidde het opera genre zich in rap tempo via de Ionische eilanden over de rest van Griekenland. De bouw van het eerste operahuis in Patras in 1872 werd snel gevolgd door huizen op Corfu, Syros en in Piraeus. Zo bereikte de kunstvorm uiteindelijk ook Athene.
De eeuwenlange achterstand in dit genre werd dorstig ingehaald. Nog bij het publiek van vandaag is deze hunkering te bekennen. Hoewel men bij de interpretatie van opera veelal voor veilige, ouderwetse interpretaties kiest, blijven de mensen dankbaar komen. Dit was te zien bij de twee voorstellingen die ik van de Griekse Nationale Opera heb bijgewoond.
Geen geld voor de taxi
Het seizoen begon met de populaire Griekse operette ‘O Vaftistikós’ (De Peetzoon) van Th. Sakellaridis. De zaal in het oude Olympia Theater (1910) was uitverkocht, het publiek kwam uitgedost. Het bleek een typische operette: een klucht met veel verwarring en hilariteit, dans, herkenbare melodieën. Drie uur lang suikertaart-decors, glitterjurken, veel bloemen en champagne op het podium. Het koor is zwak en de solistes missen technische scholing. Maar dat mocht de pret niet drukken. Het publiek zit er goed in, zingt en deint mee.
De oude vrouw naast mij moet eerder weg: geen geld voor een taxi en de laatste bus gaat vóór het einde van de voorstelling. Maar ze vertelt dat ze wél naar alle operaproducties gaat. Ja, je moet prioriteiten stellen in het leven!

Hoogtepunt van oubolligheid
Een maand later betreed ik de lichte marmeren hal van het moderne Megaron Mousikis (1991). Ik kom zien hoe de Atheners een Italiaanse opera-hit aanpakken: La Traviata van Verdi. Ook deze, grotere, zaal is uitverkocht. Er zijn op een woensdagavond zelfs kinderen bij. En het publiek heeft veel aandacht aan uiterlijk besteed: een spijkerbroek zul je hier niet vinden.
Hoe sjiek zij er ook uitzien, tijdens de ouverture (die het orkest onder leiding van L. Karitinós met een satijnen geluid speelt) is elke etiquette zoek. Er wordt doorgekletst, luidruchtig gehoest en met snoepjes gerommeld. De zaal wacht kennelijk tot de ‘echte’ voorstelling begint. Het gordijn gaat open en… een ophoping van donkere nep-stenen façades slaat mij tegemoet, afgewisseld met gouden ornamenten, spiegels, frutsels en tierelantijnen. Met moeite ontwaar ik de zangers die in al even pompeuze hoepeljurken gestoken zijn. Het geluid van het koor is er in een maand tijd niet beter op geworden. Gelukkig redt de Violetta van vanavond, Maria Mitsopoúlou, al snel álle andere zangers uit een ritmisch gevecht met het orkest.
Poepkleurige jurk met strikken
Mitsopoúlou zingt prachtig en doet zelfs een bijna geslaagde poging om te acteren; ondanks de onverbiddelijke kostuums waarin zij door de regisseur en tevens kostuum-, licht- en decorontwerper N.S. Petrópoulos is gestoken. (Mijn favoriet in het tweede bedrijf: een poepkleurig exemplaar met strikken.)
Het acteerwerk van de rest van de cast dateert uit het pre-Callas tijdperk. Hoe oneerlijk dat Mitsopoúlou in haar eentje deze bombastische enscenering moet dragen. Zonder steun van de andere zangers, de set, de kostuums, het licht. Alleen tijdens É strano mag ze met een prachtig gevoelig spelend orkest een intieme sfeer creëren in het jaren-60-geweld van het podium.
Elitaire Amsterdammer
Ik voel me aan het eind van de avond een elitair, verwend nest. Ik blijk namelijk de enige te zijn die de verschrikkingen van deze voorstelling als zodanig heeft waargenomen. De mensen die ik spreek, zowel jong als oud, vonden het fantastisch. Dat was ook tijdens de voorstelling te merken: of ze de muziek kennen of niet, de Grieken zingen mee.
Vind ik het oneerlijk dat de Atheners dít voorgeschoteld krijgen als ‘opera’? Ja. Maar als je als publiek zelfs hier plezier aan beleeft, moet dat wijzen op een ongestilde dorst naar cultuur en een groot hart voor de opera.
Eén ding weet ik nu zeker: ik wil niemand meer horen zeggen dat opera in Nederland oubollig is en dat daarom het publiek slinkt. Athene heeft het hoogste niveau van oubolligheid bereikt en tóch laat het publiek zich niet wegslaan.
- O Vaftistikós door de GNO, gezien in het Olympia Theater in Athene, 15 oktober 2016
- La Traviata door de GNO, gezien in het Megaron Mousikis in Athene, 23 november 2016
