In het hoge Noorden vind je een eindeloze strook uitgestrekte bossen. Fotograaf Jeroen Toirkens en journalist Jelle Brandt Corstius reisden door deze zogeheten ‘boreale zone’ om een boek te maken. De foto’s van Toirkens zijn nu te zien in het Fotomuseum Den Haag.
Door Frans van Hilten. Net als de meeste mensen wist fotograaf Jeroen Toirkens niet dat de boreale zone een van de belangrijkste natuurgebieden ter wereld is. Deze bosstrook in het noorden loopt de hele aarde rond. Het gebied, ook wel bekend als taiga, is groter dan het Amazonegebied en bevat een derde van alle bomen op de planeet.
Toirkens documenteerde eerder nomadenvolken over de hele wereld, ditmaal trok hij met Brandt Corstius richting de noordelijke bossen. ‘Ik werk op het snijvlak van documentaire journalistiek, antropologie en kunst,’ zegt hij. ‘Ecologie is ook heel belangrijk, maar voor mij minder leidend aangezien ik meer op de mensen gericht ben. Wat Jelle en ik gemeen hebben, is dat we graag een groot verhaal vertellen aan de hand van kleinere verhalen. Jelle schrijft en ik maak foto’s, we werken allebei autonoom.’
Boomportretten
De foto’s van Jeroen Toirkens zijn deels in kleur, deels zwart-wit. ‘Het documentaire, journalistieke vertel ik vaak in zwart-wit. Als het gaat om de schoonheid, het imposante, kies ik eerder voor kleur.’ Een bijzondere plaats nemen de “portretten” in die Toirkens maakte van individuele bomen, elke dag één. ‘Die heb ik geprobeerd iets meer esthetisch te fotograferen, maar ook allemaal op dezelfde manier, vanuit de stam gezien, als een typologie van het bos, een rode draad.’

Bosbranden
In vier jaar tijd maakten Toirkens en Brandt Corstius samen acht reizen: naar Noorwegen en Alaska, Rusland en Schotland, Japan en Canada. Enigszins moeilijk werd het in Rusland, waar men niet direct zat te wachten op pottenkijkers. ‘We hadden alles netjes afgestemd, maar we wisten natuurlijk niet van tevoren dat de bosbranden juist die zomer wereldnieuws zouden worden doordat ze zo groot werden. Er was veel kritiek op Rusland, ze zouden de branden maar zo’n beetje laten gaan, maar dat was helemaal niet zo. Brandweerlieden lieten zich per parachute in die bossen droppen om het vuur te lijf te gaan met mobiele blussers en kettingzagen. Maar toen we er ter plekke naar vroegen, zeiden ze gewoon: Er zijn geen branden. Toen zijn we maar op de bonnefooi naar het Noorden getrokken. Dat was in Boerjatië, ten oosten van het Bajkalmeer. Bij een dorpje zijn we in een pension getrokken en daar zagen we een helikopter in de voortuin staan. We zijn eens gaan praten met die mensen en een dag later záten we in die helikopter! Dan zie je pas wat een gat die branden slaan. En het zijn veenbranden, die blijven smeulen in de ondergrond. Ze kunnen zelfs overwinteren.’
Een politiek statement willen Toirkens en Brandt Corstius niet maken. ‘Ik probeer zo objectief mogelijk het verhaal te laten zien, maar ik hoop natuurlijk dat mensen er zelf iets van leren: dat die bossen er zijn en dat ze beschermd moeten worden. Ik leg vragen voor, geen antwoorden. Het is bijvoorbeeld ook geen pamflet tegen houtkap, want hout is een goed en duurzaam product. Er zijn vaak meer kanten aan een verhaal. Dat is het voordeel van lang aan een project werken: je kunt een bepaalde diepte en gelaagdheid in de verhalen leggen.’
Een mooi voorbeeld van die complexiteit is de pelsjacht, waar de Cree, een groep oorspronkelijke bewoners in Canada, van leefden, totdat het mede dankzij Greenpeace verboden werd. ‘De meeste Cree hadden geen inkomen meer en hebben toen besloten de rechten voor houtkap op hun grondgebied te verkopen. Vervolgens kappen die houtvesters alles kaal. Ze zetten nieuwe kleine boompjes weer neer, waar de elanden niet meer tussendoor kunnen. Hun hele leefwereld verandert. Wij spraken met één van de mensen die hun rechten destijds niet verkocht hebben; dat is maar vijf procent. Hij werkt nu weer samen met Greenpeace. Ik zei al: er zijn geen simpele antwoorden. Vanuit onze luxe westerse wereld is het makkelijk kritiek hebben.’
Bij min veertig op de sneeuwscooter
Elke reis had zijn eigen avonturen. ‘Bij de Cree was het het meest intensief, bij min veertig op een sneeuwscooter. Qua persoonlijke beleving vond ik Alaska bijzonder, waar we in een hutje aan een meer zaten, en esthetisch vond ik Schotland het mooist.’ In Schotland werkt de stichting Trees for Life aan het aanplanten van nieuw pijnbomenbos waar nog slechts enkele van de originele bomen aanwezig zijn. Toirkens en Brandt Corstius lieten er samen met hun donateurs 360 bomen planten als compensatie voor hun vliegreizen.
Dat wil niet zeggen dat het planten van jonge boompjes genoeg is om meteen een nieuw bos te vormen, weet Toirkens inmiddels: ‘Het gaat ook om de ondergrond. Ratelpopulieren bijvoorbeeld maken lange wortels waaruit weer nieuwe bomen opschieten. Die bomen gaan dan misschien wel dood, maar het wortelgestel blijft leven. In de Verenigde Staten heb je zo’n wortelsysteem van tienduizenden jaren oud. Het is een van de grootste en oudste organismen ter wereld en natuurlijk wordt ook dat weer bedreigd.’
Het is niet de enige bedreiging. ‘In de Amazone zit de CO2-opslag in de bomen, in de boreale zone voor vijftig procent in de bodem. Als de grond uitdroogt, kan die CO2 vrijkomen. Er is alle reden tot pessimisme, maar het ligt in mijn aard ook iets positiefs te willen laten zien. Daarom vertellen we persoonlijke verhalen van mensen die hun leven daar willen voortzetten en laten we zien dat de bossen beter beschermd moeten worden.’
- Jeroen Toirkens & Jelle Brandt Corstius, Borealis – Life in the Woods, Fotomuseum Den Haag, vanaf opening tot en met 3 oktober 2021.
- Publicatie Borealis – Trees and People of the Northern Forest verschenen bij Lannoo.
- Ook iets moois gezien? Deel het met kunstHart!

Foto boven: Jeroen Toirkens en Jelle Brandt Corstius, Verenigde Staten, Alaska, september 2019 © Jeroen Toirkens – Courtesy Kahmann Gallery